"Un cappuchiiiiiiiiino!" schalt een mannenstem op het terras. Als ik mijn ogen dicht had gehad, zat ik nu op een piazza in Florence waar een oud heertje in rokkostuum een koffie met het meest romige melkschuim op tafel zet. Maar ik heb mijn ogen niet dicht. Ik zie een slungelige Hollandse jongen die iedere cappuccino ongevraagd voorziet van een beetje Italiaanse flair. En dan bedoel ik echt iedere bestelde cappuccino.
Er staat een grote bruine doos voor de voordeur. Ik kan me niet herinneren dat ik iets ter grootte van een hobbelpaard heb besteld, maar het maakt me wel rete- nieuwsgierig. Eenmaal geopend raak ik in gevecht met dertig luchtkussens, en als ik eindelijk bij de bodem ben stuit ik op een schilderijlijst die vijf procent van de doos in beslag neemt. Over een dode mus gesproken.