In het middenstuk van de trein staat een vrouw haar handtas opnieuw in te pakken. Het is verbazingwekkend om te zien hoeveel orde ze op zo'n klein gebied kan aanbrengen. Flesje water, notitieblok, pennen, lipstick, oogcrème zakdoekjes, telefoon. Alleen dat doosje zoetjes, dat was iets te ambitieus. Hoewel de treinreis naar Hilversum nu in ieder geval een stuk zoeter zal smaken.
Ik zit buiten op een houten bankje als naast mijn oor een zeepbel uit elkaar spat. Wanneer ik omhoog kijk zie ik honderden bellenblaasbellen, alsof er net ergens een vrachtwagen met liters zeepsop is omgevallen. Boven op het dak van een rijtjeshuis verschijnt een jongetje met bruine krullen. Hij zwaait naar me. Nu weet ik het zeker: het is eindelijk zomer.