Ik moet iets bekennen: ik ben een slecht mens. Terwijl ik net met de laatste kracht vanuit mijn tenen mijn wekelijkse hardlooprondje probeer te halen, word ik nonchalant ingehaald door een man met een babywagen in zijn handen. Hij lacht onschuldig naar me, net zoals zijn baby die vredig ligt te slapen. Het enige wat ik denk is: 'Kom op Joris, sprintje erbij en pootje lappen.'
Hardop zuchtend komt ze binnen. Ze gaat naast mij op de bank zitten, maar staat meteen weer op om haar natte regenjas aan de kapstok te hangen. “Nou, nou, wat een weer hè”, zegt ze tegen me. Ik knik en bereid me voor op zo’n ouderwetse klaagzang over het weer. “Lekker weer een keer een hele dag regen”, zegt ze tot mijn verbazing. “Die verdomde klotepollen ook.”