“Is het een cadeau?” Ik knik. Ze pakt de rode rozen uit mijn handen en brengt ze naar haar heilige domein achter de toonbank. Vingervlug schikt ze de bloemen tot een mooie bos in elkaar, bijeengehouden door een simpel blauw elastiekje. Daarna rolt ze er een vel plastic omheen. Niks meer, niks minder. Zelfs geen gekruld lintje. “Bloemen zeggen al genoeg.”
Ik moet iets bekennen: ik ben een slecht mens. Terwijl ik net met de laatste kracht vanuit mijn tenen mijn wekelijkse hardlooprondje probeer te halen, word ik nonchalant ingehaald door een man met een babywagen in zijn handen. Hij lacht onschuldig naar me, net zoals zijn baby die vredig ligt te slapen. Het enige wat ik denk is: 'Kom op Joris, sprintje erbij en pootje lappen.'