“Is het een cadeau?” Ik knik. Ze pakt de rode rozen uit mijn handen en brengt ze naar haar heilige domein achter de toonbank. Vingervlug schikt ze de bloemen tot een mooie bos in elkaar, bijeengehouden door een simpel blauw elastiekje. Daarna rolt ze er een vel plastic omheen. Niks meer, niks minder. Zelfs geen gekruld lintje. “Bloemen zeggen al genoeg.”
Elke dag staat hij op zijn vaste plek naast de ingang, met in zijn handen de daklozenkrant. Hij lijkt op een grote bruine beer, alleen dan niet bruin, maar wel net zo groot met wilde lange haren. Hij groet me als ik weer naar buiten loop en ik besluit een krant te kopen. Voor het eerst zie ik zijn lach en zijn gebrek aan tanden. Deze beer heeft al heel wat avonturen verslonden.