“Is deze ook van u?”, vraagt de cassière terwijl ze in haar rechterhand een sperzieboon vasthoudt. Het lullige groene slurfje bungelt tussen haar vingers zoals een slap Frans frietje dat in de buurt van de route de soleil op een warmhoudplaatje ligt te wachten op een of andere vrachtwagen- chauffeur die Günter heet. Ik wijs stiekem naar de vrouw achter me. “Nee, misschien van haar”.
Ik ben een mensenmens. Ik kijk graag naar ze. In de kroeg, op het terras of gewoon op straat. Zoals naar die jongen met die grote blonde kuif. Naast hem zit een meisje met een dikke zwarte bril, een bloemetjesjurk en een witte poedel. Raar stel eigenlijk. Zouden ze lovers zijn? Of misschien broer en zus? Shit, ze kijken terug.