“Is deze ook van u?”, vraagt de cassière terwijl ze in haar rechterhand een sperzieboon vasthoudt. Het lullige groene slurfje bungelt tussen haar vingers zoals een slap Frans frietje dat in de buurt van de route de soleil op een warmhoudplaatje ligt te wachten op een of andere vrachtwagen- chauffeur die Günter heet. Ik wijs stiekem naar de vrouw achter me. “Nee, misschien van haar”.
De Hardebollenstraat. Ik begrijp goed dat ze deze straat ooit zo genoemd hebben, maar sinds de dames van lichte zeden hun koffers hebben gepakt komen er nog weinig harde bollen of ballen aan te pas. In plaats daarvan is het een hotspot voor nachtelijke onderonsjes tussen dronken studenten, Surinamers en zwervers. Ze kunnen het beter de Ouwehoerenstraat noemen.