"Wie was er dan?" "Ja, ik!" Een grote man doet een stap naar voren en strekt zijn hand uit. Met kracht, zoals revolutionairen op de barricade dat doen. Al heeft deze man geen baret. En is er van een barricade ook niet echt sprake, op de balie na waar een jongen er achter verschrikt wacht op wat er nog meer gaat komen. "Ik wil graag vier printjes afrekenen. En een nietje."
Ik zit buiten op een houten bankje als naast mijn oor een zeepbel uit elkaar spat. Wanneer ik omhoog kijk zie ik honderden bellenblaasbellen, alsof er net ergens een vrachtwagen met liters zeepsop is omgevallen. Boven op het dak van een rijtjeshuis verschijnt een jongetje met bruine krullen. Hij zwaait naar me. Nu weet ik het zeker: het is eindelijk zomer.