Met een rood bezweet hoofd rennen de marathonlopers over de ongelijke kasseien me tegemoet. In de straat waar ik loop, staan geen toeschouwers. Vanbinnen bekruipt me het gevoel dat ík ze moet aanmoedigen. Maar wat moet ik roepen? Als er een voorbijkomt mompelt een oudere man naast me zachtjes: “Zet ‘m op jongen, nog een klein stukje.” Als dat je geen vleugels geeft.
Heb je weleens dat je ’s ochtends wakker wordt zonder dat je echt wakker wordt? Je ogen zijn open, je hebt je wekker een hengst gegeven maar daar houdt het dan ook bij op. Vandaag had ik zo’n dag. Het beste wat je dan kunt doen is gewoon blijven liggen, in bed pannenkoeken eten en opstaan met een Belgisch biertje. Nu nog iemand die de kruimels opruimt.