Met een rood bezweet hoofd rennen de marathonlopers over de ongelijke kasseien me tegemoet. In de straat waar ik loop, staan geen toeschouwers. Vanbinnen bekruipt me het gevoel dat ík ze moet aanmoedigen. Maar wat moet ik roepen? Als er een voorbijkomt mompelt een oudere man naast me zachtjes: “Zet ‘m op jongen, nog een klein stukje.” Als dat je geen vleugels geeft.
Een oudere vrouw kijkt vredig uit het raam terwijl de straten voorbij flitsen. Plotseling begint ze zenuwachtig te bewegen. Met nog drie bushaltes te gaan snoert ze haar handtas om haar arm. Nog twee; ze drukt haar ov-chipkaart klemvast in haar hand. Nog één, ze zet haar muts op. Als de bus stopt, stapt ze vastberaden uit. Lekker overzichtelijk, dat ouder worden.