Met een rood bezweet hoofd rennen de marathonlopers over de ongelijke kasseien me tegemoet. In de straat waar ik loop, staan geen toeschouwers. Vanbinnen bekruipt me het gevoel dat ík ze moet aanmoedigen. Maar wat moet ik roepen? Als er een voorbijkomt mompelt een oudere man naast me zachtjes: “Zet ‘m op jongen, nog een klein stukje.” Als dat je geen vleugels geeft.
Dit is echt zo’n dag dat ik binnenblijf, een flesje wijn opentrek en met een stokbroodje brie uit het raam kijk. Je hoeft echt niets te missen van al die festivals, als je maar goed oplet. Natte kartonnetjes met bekers bier, kluisjes, tentpalen, Heras hekwerken, foodtrucks. Het is gewoon wachten op het volgende windvlaagje, dan komt het festival vanzelf naar je toe deze zomer.