Met een rood bezweet hoofd rennen de marathonlopers over de ongelijke kasseien me tegemoet. In de straat waar ik loop, staan geen toeschouwers. Vanbinnen bekruipt me het gevoel dat ík ze moet aanmoedigen. Maar wat moet ik roepen? Als er een voorbijkomt mompelt een oudere man naast me zachtjes: “Zet ‘m op jongen, nog een klein stukje.” Als dat je geen vleugels geeft.
Ok, misschien was ik naïef toen ik het flesje fluoriserend oranje Vitaminwater op de boodschappenband zette. Maar ik had haast. En dorst. En bovendien kon ik wel wat vitaminen gebruiken. En nu ook een wortelkanaalbehandeling. ‘Met een natuurlijke smaak.’ Ik vind dat diegene die dit heeft bedacht het voor straf elke dag moet drinken.