Met een rood bezweet hoofd rennen de marathonlopers over de ongelijke kasseien me tegemoet. In de straat waar ik loop, staan geen toeschouwers. Vanbinnen bekruipt me het gevoel dat ík ze moet aanmoedigen. Maar wat moet ik roepen? Als er een voorbijkomt mompelt een oudere man naast me zachtjes: “Zet ‘m op jongen, nog een klein stukje.” Als dat je geen vleugels geeft.
Nog voordat de coffeeshop officieel open is, lopen ze al naar binnen. Met gebogen hoofd en een capuchon tot over hun wenkbrauwen. “Beste wensen jochie”, zegt de portier. Sommigen geven hem een slap handje, anderen zijn zo stoned dat ze niet eens lijken te weten welk jaar het is, laat staan dat ze de jaarwisseling bewust hebben meegemaakt. Goed voornemen voor volgend jaar.