Met een rood bezweet hoofd rennen de marathonlopers over de ongelijke kasseien me tegemoet. In de straat waar ik loop, staan geen toeschouwers. Vanbinnen bekruipt me het gevoel dat ík ze moet aanmoedigen. Maar wat moet ik roepen? Als er een voorbijkomt mompelt een oudere man naast me zachtjes: “Zet ‘m op jongen, nog een klein stukje.” Als dat je geen vleugels geeft.
De man en vrouw naast me zijn samen uit eten. Ze zitten lekker te kletsen, te eten en te drinken. Zij heeft een speciaalbiertje, La Chouffe, hij gewoon een tapje. “Wil je er nog een?” ,vraagt een meisje uit de bediening. Hij kijkt haar aan, daarna zijn vrouw en als zij instemmend knikt draait hij zijn hoofd quasi nonchalant terug en zegt: “Ja, doe maar”.