Als de zon schijnt, kan ik de hele wereld aan. Echt waar. Alsof er een soort superkracht in mijn buik aangezwengeld wordt waar de Troetelbeertjes en Power Rangers samen nog een puntje aan kunnen zuigen. Met een glimlach van oor tot oor haal ik met gemak mijn pinpas door een apparaat, nadat ik net een half uur op een tosti heb zitten wachten die naar donkerbruin karton smaakt.
Weet je wat het is met een waddeneiland? Het is zo lekker overzichtelijk. Je hebt een strand, een zee, een paar driftige strandlopertjes en daar huppel je een beetje tussenin. En als je dan na een tijdje blauw bent en je tenen niet meer voelt, ga je naar de eerste de beste kroeg die er bruin uitziet en bestel je warme chocomel, koffie of juttersbitter. Net als al die andere eilanders.