Met grote passen lopen we door de miezerende regen naar het ‘boemeltje’ vol zuidelijke zonderlingen, op weg naar huizen in plaatsen waar ik nog nooit van heb gehoord. Molenhoek, Cuijk, Vierlingsbeek. Hoe verder we reizen, hoe leger de landschappen. Ik ben jaloers op de man die blijft zitten als wij uitstappen. Hij is vast op weg naar het einde van de wereld.
Godskolere wat is het koud. Soms stap je weleens ergens binnen waar de verwarming zo hoog staat dat je met een warme zweterige subtropische palmboom in je gezicht wordt geslagen. Vandaag lijkt het eerder alsof ik midden in de Finse sneeuw zonder kleren naar buiten ben gestapt en een verdwaald rendier me de hele tijd zachtjes op mijn ballen blaast.