Het is net een slak met zo’n ieniemiene lijfje en een enorm slakkenhuis op zijn rug. In werkelijkheid is het een vrouw die voortstiefelt achter een zwarte rollator. Achter haar loopt haar vriendin. Het is dat ze beide een mantelpakje met parelketting dragen, anders zou ik zweren dat ze onderling een wedstrijdje doen wie het snelst is.
Onder haar arm hangt een groene afwasteil, terwijl ze doortastend één voor één alle laatjes opentrekt. Ik denk met weemoed aan de oud-ijzerman die vroeger door onze straat fietste om alles wat grijs was bij elkaar te scharrelen. Zelfs al was het niet kapot, laat staan oud. “Wat ga je doen?” “Mijn band plakken. En dan ga ik een rondje fietsen om te zien hoe het met de lente is.”