Het is net een slak met zo’n ieniemiene lijfje en een enorm slakkenhuis op zijn rug. In werkelijkheid is het een vrouw die voortstiefelt achter een zwarte rollator. Achter haar loopt haar vriendin. Het is dat ze beide een mantelpakje met parelketting dragen, anders zou ik zweren dat ze onderling een wedstrijdje doen wie het snelst is.
Tegenover mij woont een kat. Ik betwijfel of het echt zijn huis is, maar hij ligt in ieder geval vaak voor het raam. Net als ik. Samen discussiëren we over wat er allemaal beneden op straat gebeurt. We grinniken naar die kleine grijze man met een te grote gele muts. Tenminste, ik grinnik, hij miauwt. Totdat de man opkijkt, dan is hij plots onvindbaar.