Het is net een slak met zo’n ieniemiene lijfje en een enorm slakkenhuis op zijn rug. In werkelijkheid is het een vrouw die voortstiefelt achter een zwarte rollator. Achter haar loopt haar vriendin. Het is dat ze beide een mantelpakje met parelketting dragen, anders zou ik zweren dat ze onderling een wedstrijdje doen wie het snelst is.
Hardop zuchtend komt ze binnen. Ze gaat naast mij op de bank zitten, maar staat meteen weer op om haar natte regenjas aan de kapstok te hangen. “Nou, nou, wat een weer hè”, zegt ze tegen me. Ik knik en bereid me voor op zo’n ouderwetse klaagzang over het weer. “Lekker weer een keer een hele dag regen”, zegt ze tot mijn verbazing. “Die verdomde klotepollen ook.”