Als de toiletdeur open gaat loopt er een lange jongen de koffiebar in. Tijdens deze grande rentree doet hij zijn haar nog even goed, hoewel hij dat vast net al voor de spiegel heeft gedaan. Zo'n drie keer. Nog net niet in slow motion keert hij terug bij twee meisjes die tegenover hem zitten te flexwerken. Zij hebben enkel alleen oog voor de Facebook van een mannelijke jaarclub. En het is niet zíjn jaarclub.
Ik zit buiten op een houten bankje als naast mijn oor een zeepbel uit elkaar spat. Wanneer ik omhoog kijk zie ik honderden bellenblaasbellen, alsof er net ergens een vrachtwagen met liters zeepsop is omgevallen. Boven op het dak van een rijtjeshuis verschijnt een jongetje met bruine krullen. Hij zwaait naar me. Nu weet ik het zeker: het is eindelijk zomer.