Hij zit mokkend op een stoel met zijn armen over elkaar. Het is eigenlijk meer een klein krukje, zo’n rond huishoudtrapje dat toevallig tussen alle kledingrekken staat. Hij draagt een blauw geruit colbertje met in zijn nek een prikkend prijskaartje. Zijn pruillip doet een op uitbarsting staande vulkaan verbleken. Dat wordt een ijsje met heel veel bolletjes en spikkels.
Er gaat niks boven nieuwe schoenen. Tenminste, als ze passen. Maar dat laatste blijft een dingetje. Mijn rechtervoet is namelijk iets groter dan mijn linker. Alsof mijn vader bij de ene kant iets te scheutig is geweest en bij de andere kant net een stukje is vergeten. Dus nu loop ik al de hele dag met mijn tenen in een dwangbuis omdat ze morgen wél gaan passen. Toch?