Ik loop rustig door een smal steegje als er plots een snoeiharde boer klinkt. Zo eentje die je uit je tenen haalt na het opdrinken van drie blikjes goedkope Euroshopper cola. Achter een auto komt de dader tevoorschijn: een man met een tuinbroek en een blik bier in zijn handen. “Sorry, sorry, sorry. Als ik had geweten dat er iemand liep, dan had ik wel even gewacht.”
Ik zit buiten op een houten bankje als naast mijn oor een zeepbel uit elkaar spat. Wanneer ik omhoog kijk zie ik honderden bellenblaasbellen, alsof er net ergens een vrachtwagen met liters zeepsop is omgevallen. Boven op het dak van een rijtjeshuis verschijnt een jongetje met bruine krullen. Hij zwaait naar me. Nu weet ik het zeker: het is eindelijk zomer.