Met een dreun landt ze op de stoel tegenover me. Beleefd schuif ik mijn spullen opzij, maar het lijkt er niks uit te maken. Nog voordat ze fatsoenlijk zit scheurt ze met geweld een kant-en-klare maaltijdsalade open om de groene sla met een mes te lijf gaan als een volleerde Japanse samoerai die het in zijn eentje opneemt tegen een leger uit een oude Song-dynastie.
Ik ben een mensenmens. Ik kijk graag naar ze. In de kroeg, op het terras of gewoon op straat. Zoals naar die jongen met die grote blonde kuif. Naast hem zit een meisje met een dikke zwarte bril, een bloemetjesjurk en een witte poedel. Raar stel eigenlijk. Zouden ze lovers zijn? Of misschien broer en zus? Shit, ze kijken terug.