Het mooiste aan de Utrechtse binnenstad is niet het geluid van de Dom, of de oude grachtjes met af en toe een bootje. Het mooiste aan de binnenstad zijn de mensen. Die op een zonnige zondag in oktober hun binnenverblijven verlaten. Om met elkaar te wandelen, te eten, te winkelen of te lachen. Die naar buiten komen om naar elkaar te kijken. Zoals apen op een rots.
Hij zit mokkend op een stoel met zijn armen over elkaar. Het is eigenlijk meer een klein krukje, zo’n rond huishoudtrapje dat toevallig tussen alle kledingrekken staat. Hij draagt een blauw geruit colbertje met in zijn nek een prikkend prijskaartje. Zijn pruillip doet een op uitbarsting staande vulkaan verbleken. Dat wordt een ijsje met heel veel bolletjes en spikkels.