Ze kijkt er naar zoals alleen kleine kinderen dat kunnen. En dan bedoel ik van die hele kleine kinderen die voor het eerst iets zien, zoals een vork of bloem, om er vervolgens met grote ogen en open mond uren naar te wijzen. “Sorry meneer, maar wat is dit?” “Dat, lieve mevrouw achter de kassa, dat is een granaatappel.” “Ooooh ja. Is dat groente of fruit?”
Hij zit mokkend op een stoel met zijn armen over elkaar. Het is eigenlijk meer een klein krukje, zo’n rond huishoudtrapje dat toevallig tussen alle kledingrekken staat. Hij draagt een blauw geruit colbertje met in zijn nek een prikkend prijskaartje. Zijn pruillip doet een op uitbarsting staande vulkaan verbleken. Dat wordt een ijsje met heel veel bolletjes en spikkels.