Ze kijkt er naar zoals alleen kleine kinderen dat kunnen. En dan bedoel ik van die hele kleine kinderen die voor het eerst iets zien, zoals een vork of bloem, om er vervolgens met grote ogen en open mond uren naar te wijzen. “Sorry meneer, maar wat is dit?” “Dat, lieve mevrouw achter de kassa, dat is een granaatappel.” “Ooooh ja. Is dat groente of fruit?”
Ik zit buiten op een houten bankje als naast mijn oor een zeepbel uit elkaar spat. Wanneer ik omhoog kijk zie ik honderden bellenblaasbellen, alsof er net ergens een vrachtwagen met liters zeepsop is omgevallen. Boven op het dak van een rijtjeshuis verschijnt een jongetje met bruine krullen. Hij zwaait naar me. Nu weet ik het zeker: het is eindelijk zomer.