Toen ik hem inhaalde viel hij me nauwelijks op. Een hardloper zoals zovelen. Met fluorescerende schoenen en een microfiber-trainingsjack. Maar als ik hem later nog eens tegenkom zie ik dat hij op zijn sportbroek een keurig blauw-wit geruit overhemd draagt. Zo’n hemd dat je aandoet naar de kerk, of naar je schoonmoeder. Zo nu en dan een sportman, elke dag een gentleman.
Op zolder klinkt de hele ochtend al gestommel. Vuilniszakken knisperen bij het vullen, en dozen worden van de trap gegooid. Ik hoor kreten van geluk bij een nieuwe vondst. Prinses Bea of Koning Pils, het zal mijn huisgenoot een rotzorg zijn wie er jarig is. Hij heeft eindelijk een reden om een winkel met kapotte spiegels, lelijke schemerlampen en gourmetstellen zonder doos te beginnen.