Toen ik hem inhaalde viel hij me nauwelijks op. Een hardloper zoals zovelen. Met fluorescerende schoenen en een microfiber-trainingsjack. Maar als ik hem later nog eens tegenkom zie ik dat hij op zijn sportbroek een keurig blauw-wit geruit overhemd draagt. Zo’n hemd dat je aandoet naar de kerk, of naar je schoonmoeder. Zo nu en dan een sportman, elke dag een gentleman.
Hij zit mokkend op een stoel met zijn armen over elkaar. Het is eigenlijk meer een klein krukje, zo’n rond huishoudtrapje dat toevallig tussen alle kledingrekken staat. Hij draagt een blauw geruit colbertje met in zijn nek een prikkend prijskaartje. Zijn pruillip doet een op uitbarsting staande vulkaan verbleken. Dat wordt een ijsje met heel veel bolletjes en spikkels.