“Neem maar gewoon wat lekkers mee, maakt niet uit wat!”, schreeuwt ze van de ene kant van de straat naar haar vriendin die op het punt staat om de Albert Heijn in te lopen. Nog voordat ze de schuifdeuren passeert, schreeuwt ze er achteraan: “Doe maar zo’n grote zak, die dure, en ik wil absoluut géén naturel, paprika of ribbelchips. OK?”
Hij zit mokkend op een stoel met zijn armen over elkaar. Het is eigenlijk meer een klein krukje, zo’n rond huishoudtrapje dat toevallig tussen alle kledingrekken staat. Hij draagt een blauw geruit colbertje met in zijn nek een prikkend prijskaartje. Zijn pruillip doet een op uitbarsting staande vulkaan verbleken. Dat wordt een ijsje met heel veel bolletjes en spikkels.