Jezus wat een lekker weer is het toch vandaag. Ik neem me voor om mijn palmboom-zwembroek aan te trekken, kokosolie tevoorschijn te toveren en als een ware Don Juan op de plaatselijke Copacabana met mijn beachbody te shinen. Voor ik het weet zit ik echter op de bank uren te kijken naar twee mannetjes die op oranje gravel een balletje overslaan.
Ik zit buiten op een houten bankje als naast mijn oor een zeepbel uit elkaar spat. Wanneer ik omhoog kijk zie ik honderden bellenblaasbellen, alsof er net ergens een vrachtwagen met liters zeepsop is omgevallen. Boven op het dak van een rijtjeshuis verschijnt een jongetje met bruine krullen. Hij zwaait naar me. Nu weet ik het zeker: het is eindelijk zomer.