Voor de poort van mijn huis staat een donkerblauwe Seat waarin een paar Marrokaantjes naar foute rapmuziek zitten te luisteren. 'Nee, die Mexicaanse, die is fucking lekker zeg ik je.' Er is in de wijde omtrek geen enkel meisje te bekennen, laat staan iets exotisch, dus ze hebben het vast over de hete chickies bij hun op school. 'Je weet wel, met zo'n citroentje. Corona ofzo.'
Ik moet iets bekennen: ik ben een slecht mens. Terwijl ik net met de laatste kracht vanuit mijn tenen mijn wekelijkse hardlooprondje probeer te halen, word ik nonchalant ingehaald door een man met een babywagen in zijn handen. Hij lacht onschuldig naar me, net zoals zijn baby die vredig ligt te slapen. Het enige wat ik denk is: 'Kom op Joris, sprintje erbij en pootje lappen.'