Voor de poort van mijn huis staat een donkerblauwe Seat waarin een paar Marrokaantjes naar foute rapmuziek zitten te luisteren. 'Nee, die Mexicaanse, die is fucking lekker zeg ik je.' Er is in de wijde omtrek geen enkel meisje te bekennen, laat staan iets exotisch, dus ze hebben het vast over de hete chickies bij hun op school. 'Je weet wel, met zo'n citroentje. Corona ofzo.'
De stad waar alles kan. Waar bijna niemand is geboren, maar toch iedereen zich thuis voelt. Waar je van God los kunt, zonder dat iemand je raar aankijkt als je alleen nog in een string bovenop een rondvaartboot staat. En waar mensen in de horeca als uitsmijter zijn opgeleid. Of zouden ze ruiken dat ik uit Utrecht kom.