Onder het geluid van klinkend staal betreed ik de winkel. Het is niet meer dan een werkplaats met een oude kassa, de geur van vers rubber, lampenolie en okselzweet. Welkom in de fietshemel, waar de engelbewaarder in een hoekje een ketting aan het smeren is. Bijna weer zo goed als nieuw. En hoe glanzender het chroom, des te smeriger zijn handen.
De stad is officieel ontwaakt uit haar winterslaap. Of beter gezegd herfstslaap. De geluiden die voor lange tijd waren verborgen komen door de open deuren en ramen naar buiten: malende koffiemolens, au claire de la lune’s op piano’s en rommelende laatjes van mannen die driftig op zoek zijn naar hun zonnebril. Het enige waar mensen zich nu nog druk om maken, is of ze met zonder jas naar buiten kunnen.