Vanuit het raam kijk ik uit op het balkon van de overbuurvrouw. Het liefst loopt ze de hele dag in een panterprint terwijl ze buiten sigaretjes rookt. Ze komt net thuis met haar man: type ruwe bolster, blanke pit. Nog voordat ze de deur opendoet tilt hij haar jurk omhoog. Wat overblijft is een dun stukje stof van een luipaard string, en een rode handafdruk op haar rechterbil.
Vanuit een hoekje achter de bar komt ze stilletjes aangelopen. Voor ik het weet zit ze naast me op de bank en flirt ze met me. Haar donkerbruine ogen kijken me indringend aan. Ze zucht als ik dichterbij kom en met mijn handen door haar zachte haren ga. Ineens loopt ze weg en lonkt ze naar een ander. Zie je wel, alle katten zijn sletten.