Vanuit het raam kijk ik uit op het balkon van de overbuurvrouw. Het liefst loopt ze de hele dag in een panterprint terwijl ze buiten sigaretjes rookt. Ze komt net thuis met haar man: type ruwe bolster, blanke pit. Nog voordat ze de deur opendoet tilt hij haar jurk omhoog. Wat overblijft is een dun stukje stof van een luipaard string, en een rode handafdruk op haar rechterbil.
Ik sta op straat te praten wanneer een kleine Indonesische vrouw het kinderdagverblijf naast ons huis uitloopt met een buik die bijna net zo groot is als dat ze zelf lang is. “Gefeliciteerd mevrouw”, zegt mijn gesprekspartner wijzend naar de buik. Met veel pijn en moeite perst ze een glimlach over haar lippen. Wanneer ze de straat oversteekt hoor ik haar hardop mopperen. Vast niet gepland.